Slovenië is Europa in het klein: de zonnige Adriatische zee in het zuiden, landelijk laagland met authentieke dorpjes in het midden en besneeuwde Alpentoppen in het noorden. In het Oosten en in het Westen wordt wijn gemaakt. Die uit het Oosten doet Oostenrijks aan, wijn uit het Westen Italiaans.
De Sloveense wijngeschiedenis dateert al van voor de Romeinse tijd. In de middeleeuwen beheerste de Christelijke Kerk de wijnproductie en stond de Sloveense wijn nog steeds in hoog aanzien. Na de druifluis epidemie aan het eind van de negentiende eeuw, en het communisme in de twintigste eeuw kwam ontwikkeling van de Sloveense wijnbouw vrijwel tot stilstand. Een 400-jaar oude wijnrank uit het Oost-Sloveense Maribor, die door de lokale bevolking als een heilige wordt vereerd; een volkslied dat verhaalt over wijn in plaats van heldendaden. Ze zijn exemplarisch voor de rijke Sloveense wijntraditie.
Er worden in Slovenië verscheidene internationale druivenrassen verbouwd, zoals Sauvignon Blanc en Merlot. Maar ook inheemse Midden-Europese druivenrassen komen veel voor. Het bekendst zijn de Furmint, Malvazija, Refošk en Ribolla (in Slovenië: Rebula), die je ook over de Italiaanse grens, in Friuli vindt. Minder bekende rassen zijn bijvoorbeeld Zelen, Vitovska en Pinela.